SS Rotterdam
Het stoomschip Rotterdam uit 1959 is het vijfde schip met die naam, in dienst van de Holland-Amerika Lijn (HAL). De kiellegging bij de Rotterdamse Droogdok Maatschappij NV vond plaats op 14 december 1956 en de tewaterlating op 13 september 1958. De doop werd verricht door Koningin Juliana. Het schip kwam op 20 augustus 1959 in de vaart.Het is een van de bekendste naoorlogse Nederlandse passagiersschepen. Het maakte tussen 1959 en eind 2000 het laatste decennium mee van de trans-Atlantische lijnvaart en was daarna een succesvol cruiseschip. Sinds 4 augustus 2008 ligt het stoomschip als drijvende attractie (rondleidingen, hotel-café-restaurant) in de Maashaven te Rotterdam.De ‘Rotterdam’ was oorspronkelijk ontworpen als ‘running mate’ voor de populaire Nieuw Amsterdam van 1938, maar de ontwerpwerkzaamheden werden als gevolg van het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog stopgezet. Toen de economische omstandigheden zodanig waren verbeterd, dat men begin 1954 opnieuw over de bouw van het schip ging nadenken, was het al duidelijk dat aan de tijd van het trans-Atlantische passagiersschip een eind zou komen. De ontwerpers hadden dat in het achterhoofd, toen ze een zeer vernieuwend schip ontwierpen: een schip met twee klassen, horizontaal gescheiden met verwijderbare wanden en een uniek dubbel trappenhuis dat een eenvoudige ombouw naar één klasse mogelijk maakte.
De machine-installatie werd op driekwart van achteren geplaatst en in plaats van schoorstenen kreeg het schip twee moderne rookkanalen. Om het schip toch een gestroomlijnd profiel te geven werd een groot dekhuis geplaatst boven op de opbouw midscheeps waar normaal de schoorsteen zou staan. Hiermee werd het een voor die tijd controversieel schip, maar dit profiel zou later baanbrekend blijken te zijn en diverse onderdelen van het ontwerp zijn in latere cruiseschepen terug te vinden.
Technische gegevens:
Inhoud: 38.645 brt
Lengte: 228,12 m
Breedte: 28.65 m
Diepgang: 9 m
Voortstuwing: 4 ketels (3 actief, 1 reserve) gekoppeld aan 2 triple expansie Parsons stoomturbines met een vermogen van 35.000 pk bij 135,5 omwenteling per minuut, 2 driebladige schroeven.
Max snelheid: 21,5 knopen
Aantal passagiers: 1.456
Aantal bemanningsleden: 776
Lijnvaart
In de eerste tien jaar zette de HAL de Rotterdam van april tot en met december voornamelijk in op de trans-Atlantische route Rotterdam – New York, buiten het seizoen voerde het schip cruises uit. Zo vertrok het schip op 3 september 1959 vanuit Rotterdam voor haar maidentrip naar New York. Op deze route werden meestal Le Havre en Southampton aangedaan. Het schip maakte in dit eerste seizoen maar vier overtochten, want op 11 december begon ze aan haar eerste cruise, een 49-daagse reis van 14.878 zeemijlen langs zestien havens in Midden- en Zuid-Amerika, gevolgd door een 75-daagse vier-continenten-cruise. In april 1960 hervatte het weer de trans-Atlantische dienst. Dit patroon zou zich in de daarop volgende jaren herhalen.
In 1961 en in 1962 maakte de Rotterdam van februari tot april een cruise rondom de wereld. De reclame-slogan was ‘around the world in eighty days’. De reis was geheel volgeboekt met vooral rijke Amerikanen. De reis ging van New York de Atlantische Oceaan over, de Middellandse Zee en het Suezkanaal door naar India. Vervolgens werden Taiwan, Hongkong en Yokohama aangedaan. Hierna volgde de grote oversteek naar Hawaï, vervolgens ging het via Californië en Mexico via het Panamakanaal weer terug naar New York.
Cruisevaart
Inmiddels had het vliegverkeer de trans-Atlantische passagierslijnvaart geheel verdrongen. In 1968 kondigde de HAL daarom aan dat het de ‘grote drie’ in zijn vloot, de Nieuw Amsterdam (II), Statendam (IV) en Rotterdam, min of meer uitsluitend op de cruisevaart zou gaan inzetten en hiervoor zou verbouwen. De Rotterdam keerde op 3 oktober 1968 in Rotterdam terug van haar laatste trans-Atlantische reis en ging naar de RDM voor de verbouwing.
Na een twee maanden durende verbouwing bij de RDM waarbij het schip werd ingericht tot om alleen nog als cruiseschip te worden gebruikt, vertrok het op 9 december 1968 weer uit de Maasstad. Er ontstond een min of meer regelmatig patroon van wintercruises in het Caraïbisch gebied en zomerreizen in Alaska. De maanden januari tot en met april waren gereserveerd voor de traditionele wereldcruise, die de Rotterdam al in 1961 van de Statendam had overgenomen. De circa tachtig dagen durende ‘rond-de-wereld-cruise’ van de HAL werd een begrip en een steeds groter aantal, vooral Amerikaanse passagiers bouwde hierdoor een langdurige, min of meer vaste relatie met het schip op. Door de vooral op de Amerikaanse markt gerichte cruisevaart en de toenemende efficiency bij de HAL werd de band met Nederland en de thuishaven Rotterdam steeds losser. In de eerste drie jaar na de verbouwing kwam de Rotterdam nog speciaal vanuit Noord-Amerika voor de jaarlijkse dokbeurt naar Rotterdam, waaraan de rederij handig twee trans-Atlantische overtochten koppelde. Maar ook dat kon goedkoper en vanaf 1972 vond het onderhoud bij scheepswerven in Amerika plaats. Daarmee was de relatie met Rotterdam verbroken, en na een laatste dokbeurt in Rotterdam vertrok het schip op 6 oktober 1971 uit haar thuishaven. Het zou 27 jaar duren voordat het schip, onder een andere naam, de Rotterdamse haven weer zou aandoen.
Ook andere zaken veranderden. Nadat al eerder een modern gestileerd logo het oude HAL-beeldmerk van de middenopbouw had verdrongen, volgden in de jaren daarna andere aanpassingen die het schip minder vertrouwd maakten: in april 1973 werd het onder de goedkopere vlag van de Nederlandse Antillen gebracht en kreeg het Willemstad als thuishaven achter op het schip geschilderd. Tegelijk veranderde de eigenaar zijn naam in Holland America Cruises en in oktober 1973 werd de grijze romp blauw geschilderd.
Met de opkomst van steeds modernere en grotere cruiseschepen, ook voor de lagere marktsegmenten, en het verdwijnen van oudere tonnage bij andere rederijen, veranderde het onder de bijnaam ‘Grand Dame’ langzaam tot een icoon van een voorbije tijd. Een bepaalde groep vooral kapitaalkrachtige passagiers vond dit aantrekkelijk en koos juist daarom voor een cruise op de Rotterdam. Het schip bleef daarom een belangrijke inkomstenbron voor de maatschappij.
Ook Holland America Cruises zag in dat niet iedere modernisering een verbetering was en dat teruggrijpen op het Nederlandse verleden onder de vooral Amerikaanse clientèle goed kon uitpakken. Vanaf 1986 noemde de rederij zich weer Holland America Line en introduceerde het een nieuw logo waarin het oude beeldmerk was verwerkt. In 1989 werd de divisie toerisme van de HAL verkocht aan Carnival Cruise Lines in Miami, maar onder eigen naam voortgezet. Ook Carnival maakte graag goede sier met de Nederlandse, degelijke reputatie van de HAL en de bijzondere plaats, die de Rotterdam inmiddels in de cruisewereld had ingenomen. Dat bleek uit de investering die Carnival deed toen het schip in september 1989 een grootscheepse renovatie onderging bij Northwest Marine Ironworks in Portland, Oregon.
Toch moest in de jaren negentig ook de Rotterdam voldoen aan steeds verder opgeschroefde SOLAS-veiligheidseisen, waarvoor nieuwe aanpassingen aan het schip noodzakelijk waren. Uiteindelijk leek de rederij dit niet meer rendabel. Tot treurnis van een grote schare vaste cruisegangers kondigde de HAL daarom in 1997 aan dat het schip uit de vaart zou worden genomen en dat een vervanger was besteld, die als Rotterdam (VI) in de vaart zou komen. Met een ‘gala finale cruise’ beëindigde de Rotterdam op 30 september 1997 in Fort Lauderdale haar laatste cruiseseizoen.
Premier Cruises
Het schip werd op 3 oktober 1997 in Norfolk overgenomen door de Amerikaanse cruisemaatschappij Premier Cruises, een maatschappij die een markt zag in de exploitatie van oudere, van stoomturbines voorziene, tweedehands schepen. Deze bracht het schip onder de vlag van de Bahama’s, thuishaven Nassau, en herdoopte het in Rembrandt, om op die manier de Nederlandse identiteit en vaste klanten te behouden. Het werd in Norfolk en Freeport op de Bahama’s aangepast aan de nieuwe veiligheidseisen en maakte vanaf 8 december 1997 haar eerste cruise vanuit Brazilië.
In mei 1998 werd het vaargebied verlegd naar Europa, waar het programma op 26 oktober 1998 eindigde in Rotterdam, de oude thuishaven, na 27 jaar afwezigheid. Het schip bleef onder veel belangstelling twee nachten over aan de vertrouwde Wilhelminakade, voordat het een klassieke koers inzette: een trans-Atlantische overtocht via Southampton naar New York.
Premier Cruises kwam in 2000 echter onverwacht in financiële problemen en op 14 september werd de Rembrandt tijdens een cruise in Halifax (Nova Scotia) op verzoek van een Amerikaanse investeringsbank aan de ketting gelegd. Nadat de passagiers het schip hadden verlaten werd het op 21 september opgelegd in Freeport.
Behoud
Inmiddels was in mei 2001 de ‘Stichting Behoud Stoomschip Rotterdam’ opgericht die zich inzette voor het behoud van het schip als maritiem erfgoed. Het doel van de stichting was het schip weer in Rotterdam af te meren als statische attractie met een nieuwe functie.
Na talloze geruchten en problemen deed de investeringsbank het schip op 1 mei 2003 over aan RDM BV, een vennootschap van bedrijvendokter Joep van den Nieuwenhuyzen, die het schip onderbracht in een afzonderlijke vennootschap: ss Rotterdam BV. Het benodigde bedrag, de schrootwaarde van vijf miljoen euro, werd voorgefinancierd door het Gemeentelijk Havenbedrijf Rotterdam (GHR). Doel was het schip te verbouwen tot drijvend hotel, restaurant, congrescentrum en casino in Rotterdam.
Na drie jaar en negen maanden stilgelegen te hebben, vertrok de Rotterdam op 17 juni 2004 aan de tros van een sleepboot uit Freeport naar Gibraltar, waar het op 12 juli 2004 werd afgemeerd. Hier werden de eerste voorbereidende werkzaamheden voor de renovatie uitgevoerd: het inventariseren van de verschillende asbesttoepassingen. In augustus stonden de oude naam en thuishaven alweer op het schip.
Op 24 en 25 november 2005 werd de Rotterdam van Gibraltar naar Cádiz versleept, waar het in een droogdok werd gezet om geheel opnieuw te worden geschilderd in de originele kleuren. Inmiddels was voor de uiteindelijke verbouwing een scheepswerf in Gdańsk uitgekozen. Opnieuw maakte een sleepboot vast en vertrok het sleeptransport op 10 februari 2006 uit Cádiz. Tijdens de reis passeerde de Rotterdam op 19 februari de Nederlandse kust, een moment dat door een luchtfotograaf werd vastgelegd. Op 27 februari werd het schip afgemeerd aan een pier in Gdańsk.
In Gdańsk ontstonden problemen, veroorzaakt door zakken met asbesthoudende materialen die zich nog aan boord bevonden, wat volgens de Poolse autoriteiten verboden was. Langdurige bureaucratische verwikkelingen, waarbij zich aan boord nestelende beschermde zwaluwen ook nog een rol speelden, hielden de geplande werkzaamheden aan het schip sindsdien tegen. Uiteindelijk besloten de Poolse autoriteiten dat de Rotterdam moest vertrekken. Op 25 augustus 2006 vertrok het schip achter een sleepboot uit de haven van Gdańsk en op 2 september kwam het aan in Wilhelmshaven. Daar werd het asbest-afval verwijderd en werd het schip grondig gerenoveerd en gereedgemaakt voor zijn nieuwe functies in Rotterdam.
Het was eind 2010 de vraag of Woonbron gezien de financiële perikelen het schip in Rotterdam zou laten liggen als er een beter bod kwam om het schip naar elders te verslepen. Uit het jaarverslag 2010 bleek vervolgens, dat er weer een verlies moest worden genomen, ditmaal van € 38 miljoen. Opnieuw werd opgemerkt dat het schip niet per se in Rotterdam blijft na verkoop, omdat de koper dat beslist.
Op 2 november 2012 werd bekendgemaakt dat Woonbron het schip aan WestCord Hotels heeft verkocht voor € 29,9 miljoen. De hotelketen heeft in Nederland al 14 hotels, waaronder het Rotterdamse Hotel New York. Hiermee blijft het schip behouden voor Rotterdam. |